Financiering

Algemeen

De paragraaf financiering is een verplicht onderdeel van de begroting. De verplichting hangt samen met de invoering van de wet Fido (Wet financiering decentrale overheden). Deze paragraaf bevat, conform artikel 13 van het BBV, in ieder geval de beleidsvoornemens voor het risicobeheer van de financieringsportefeuille. De paragraaf financiering vormt, samen met de financiële verordening (artikel 212 van de Gemeentewet) en de uitvoeringsregels treasury, een belangrijk instrument voor het sturen, beheersen, verantwoorden van en toezicht houden op de financieringsfunctie.

In deze documenten worden onder meer doelstellingen, uitzettingen en garanties, financiering, kasbeheer en organisatie van de treasuryfunctie rond het liquiditeitenbeheer van de gemeente op korte en lange termijn vastgelegd. Zij geven de kaders weer waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd. We zetten onze treasuryfunctie in 2017 op dezelfde risicomijdende wijze voort als in 2016.

De gemeente verkeert permanent in de situatie van financieringsbehoefte. Dit houdt verband met het stelsel van baten en lasten, waarbij investeringen worden geactiveerd en de lasten in de vorm van rente en afschrijving ten laste van de exploitatie worden gebracht. Deze handelswijze leidt ertoe dat de investeringsuitgaven gedurende de periode van afschrijving gefinancierd moeten worden. Daarnaast ontstaat een financieringsbehoefte door het in de tijd achterlopen van de inkomsten bij de uitgaven. Voor de financieringsbehoefte worden leningen afgesloten. Door het aantrekken van geld van derden ontstaat een schuldpositie. De gemeente moet de leningen aflossen en betaalt gedurende de looptijd van de lening rente. Gemeenten zijn bij deze financieringswijze gehouden aan twee normen uit de wet Fido: de kasgeldlimiet en de renterisiconorm. Procedures en bevoegdheden zijn uitgewerkt in de uitvoeringsregels treasury.

Kasgeldlimiet

Gegeven de permanente financieringsbehoefte, kunnen fluctuaties in rentelasten voor de gemeente risico’s met zich meebrengen. Om deze risico’s zoveel mogelijk te beperken is de kasgeldlimiet ingesteld. De kasgeldlimiet stelt grenzen aan de mate waarin de financieringsbehoefte wordt gedekt met kortlopende leningen (< 1 jaar). De kasgeldlimiet is uitgedrukt in een percentage van de omvang van de begroting. Voor 2017 bedraagt dit, bij ministeriële regeling vastgestelde, percentage 8,5. De omvang van de begroting op 1 januari 2017 bedraagt € 52.967.000 De kasgeldlimiet bedraagt dan € 4.502.000.

Renterisiconorm

Om het risico van renteaanpassing en herfinanciering bij langlopende leningen (> 1 jaar) te beperken is de renterisiconorm ingesteld. Deze norm is bij ministeriële regeling bepaald en houdt in, dat de jaarlijks verplichte aflossingen en de renteherzieningen niet meer mogen bedragen dan 20% van het begrotingstotaal. Uit het volgende overzicht blijkt dat we ruim binnen de renterisiconorm blijven.

 

Variabelen renterisico(norm)

2017

2018

2019

2020

1

Renteherziening

0

0

0

0

2

Aflossingen

1.462

795

795

795

3

Renterisico (1+2)

1.462

795

795

795

4

Renterisiconorm

10.593

10.474

10.255

10.768

5a=(4>3)

Ruimte onder renterisiconorm

9.131

9.679

9.460

9.973

5b=(4<3)

Overschrijding renterisiconorm

Berekening renterisiconorm

Begrotingstotaal

52.967

52.368

51.277

53.839

Bij ministeriële regeling vastgesteld %

20%

20%

20%

20%

4

Renterisiconorm

10.593

10.474

10.255

10.768

(bedragen x € 1.000)

Langlopende geldleningen

De gemeente heeft per augustus 2016 drie langlopende geldleningen afgesloten. De laatst afgesloten lening dateert van 2014, toen is een vaste geldlening van € 7,5 miljoen aangetrokken. In 2017 loopt een geldlening af, dan vindt de laatste aflossing plaats van de lening van € 10 miljoen. Op 1 januari 2017 (peildatum augustus 2016) bedraagt de restantschuld van de langlopende geldleningen € 6,9 miljoen.

Rentebeleid  in de gemeente  Dalfsen

De mogelijkheden om een eigen rentebeleid te voeren, zijn door de BBV wijziging van 2017 aanmerkelijk kleiner geworden. Dit geldt met name voor de rente over de eigen (interne) financieringsmiddelen. Dit heeft ertoe geleid, dat met ingang van 2017 diverse rentewijzigingen in de begroting zijn doorgevoerd. Dit is gebeurd na afstemming met de werkgroep P&C. Kort samengevat ziet het nieuwe rentebeleid er als volgt uit:

  • over het eigen vermogen wordt geen rente meer berekend
  • daardoor vindt geen rentebijschrijving aan de reserves meer plaats
  • de rentekosten bestaan derhalve alleen nog uit externe rentekosten
  • bepalend hierbij zijn de te verwachten rentekosten (begroting) of werkelijke rentekosten (jaarrekening)
  • deze rentekosten worden omgeslagen over de activa; daarbij is het toegestaan het rentepercentage te corrigeren met plus of min 0,5%
  • Dalfsen kiest voor een afronding naar boven, zodat er ruimte is voor het opvangen van een kleine rentestijging.

Hieronder volgt een berekening van de rentekosten volgens het format dat met ingang van 2017 verplicht is voorgeschreven.

Rentetoerekening begroting 2017

(- is nadeel)

De externe rentelasten over korte en lange financiering

-267.509

De externe rentebaten

261.676

Saldo 1: totaal van rentelasten en rentebaten

-5.833

De rente die aan de grex moet worden doorberekend (opbrengst)

216.636

Saldo 2: aan taakvelden toe te rekenen externe rente

210.803

Interne rente over eigen vermogen

0

Interne rente over voorzieningen (gewaardeerd op contante waarde)

0

Saldo 3: aan taakvelden toe te rekenen externe en interne rente

210.803

Werkelijk aan taakvelden toegerekende rente (deze is nihil bij een positief saldo van externe en interne rente)

0

Renteresultaat op taakveld treasury

210.803